View Colofon
Original text "Lampi" written in IT by Sara Micello,
Other translations
Proofread

Stefanie Liebreks; Frans Denisen

Published in edition #2 2019-2023

Flitsen

Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Sara Micello

In een essaybundel getiteld Zen in the Art of Writing schrijft Ray Bradbury dat hij van zijn vierentwintigste tot zijn zesendertigste zijn tijd doorbracht met het opstellen van lijstjes zelfstandige naamwoorden. De lijst ging ongeveer zo:

HET MEER. DE NACHT. DE KREKELS. HET RAVIJN. DE ZOLDER. DE KELDER. HET VALLUIK. DE BABY. DE MENIGTE. DE NACHTTREIN. DE MISTHOORN. DE ZEIS. HET CARNAVAL. DE DRAAIMOLEN. DE DWERG. HET SPIEGELPALEIS. HET SKELET.

De laatste tijd is mij iets vergelijkbaars overkomen.

Ik kom uit een familie die me een goede opvoeding heeft meegegeven en een goede manier om in het leven te staan, maar de laatste tijd zijn er een paar dingen waar ik voortdurend aan moet denken. Vele daarvan zijn me bijgebleven en jagen me nog steeds op dezelfde manier de stuipen op het lijf.

Een aantal daarvan zijn een ongeval, een Zorro-masker, de planken vol bokalen met dieren op sterk water in mijn school, een schietpartij, de in scène gezette dood van mijn zus, de deur van ons oude huis en zo kan ik nog wel even doorgaan. Het zijn flitsen die hun weg terugvinden naar mijn huidige ik en die me een verborgen kamer in slingeren. Soms blijf ik best lang in die kamer, andere keren vraag ik me af waar dat goed voor is en kap ik ermee. Maar wat mij fascineert is het mysterie dat die taferelen in zich dragen. In sommige opzichten zou ik ze beter laten rusten, maar in andere is de drang om dichter bij de vlam te komen zo onweerstaanbaar dat het me niet uitmaakt dat ik me zal verbranden. Want dat gaat gebeuren, en niet zo’n beetje ook. Dat is juist waar het om draait.

Ergens in zijn bundel schrijft Bradbury: Zulke lijstjes, opgediept uit de krochten van je brein, zouden je weleens kunnen helpen jezelf te ontdekken.

Niemand heeft ooit beweerd dat het makkelijk is en – laat dat duidelijk zijn – we lopen het risico ons flink te verbranden.

Bradbury vertelt over een ravijn, vlak bij het huis waar hij als kind woonde: En toen wilde ik me weer voor de geest halen hoe dat ravijn was, vooral die avonden waarop we laat naar huis terugkeerden, (...) mijn broer Skip rende dan vooruit om zich te gaan verstoppen onder de brug die het ravijn overspande, (...) en dan sprong hij tevoorschijn en greep me krijsend vast, en ik rende weg, ik viel en ik rende weer verder, en de hele weg naar huis sloeg ik wartaal uit.

Ik ken dat ravijn niet, maar ik ken wel de drang om weg te rennen, te vallen en weer verder te rennen, en die drang leeft. Ik durf te wedden dat hij leeft in elk van ons.

Ik rende, ik sprong. Maar telkens, dat kon ik niet helpen, knipperde ik op het laatste moment met mijn ogen en staarde in die vreselijke duisternis. En altijd was het daar.

Waar het om gaat, is ons verleden op te graven, er als oermensen in te wroeten. Als we daartoe bereid zijn, als het ons lukt die dingen echt recht in de ogen te kijken, dan kunnen we ons niet voorstellen hoeveel tikkende tijdbommen er in het verschiet liggen.


*


Het huis van oom en tante stond in een dorp. Het maakte deel uit van zo’n blok rijtjeswoningen, waar de huizen er allemaal hetzelfde uitzien en tegen elkaar aan zijn gebouwd. De wijk lag in de buurt van het sportveld, rechts eindigde het dorp en aan de achterkant keken de huizen uit over het open veld. Daar waren een hoop onkruid en dode takken die knapten als zoutjes. Soms, als je er met je schoenen op trapte, steeg er een bruinachtig stof uit op. Niemand had zich ooit de moeite getroost om er op te ruimen en het was geen fraai zicht. Verderop lagen gedumpte autobanden waarvan het oppervlak elke zomer door de zon werd ingekerfd. Van daaruit zag je het huis van oom en tante, in een smalle straat waar de auto’s amper doorheen konden, ze leken zich altijd klem te zullen rijden. Soms stond het straatje helemaal vol en moesten we wel ergens anders een plek zoeken.

De huizen in die wijk waren niet zo groot maar behoorlijk gebouwd, ze hadden alleszins dikke muren en je hoorde er bijna geen lawaai. Het was er erg stil, behalve dan dat de treinsporen aan de overkant van de straat liepen.

In bepaalde opzichten snap ik niet hoe mijn oom en tante daar konden wonen, met die ommezwaai die hen voortdurend boven het hoofd hing. De trein reed er bij het krieken van de dag en soms ook in het holst van de nacht langs, dat waren de momenten waarop je hem het hardst hoorde. Misschien omdat het er zo stil was en omdat hij als een vuistslag aan kwam rijden. Ik stelde hem mij flink groot voor, met veel gerammel van oud ijzer. Het was niet zo’n moderne, de lokale spoorlijn verbond de stations in de omgeving en de treinstellen vielen geregeld uit elkaar. De mensen namen de trein als er niets anders op zat, en in de zomer was hij ook in trek bij de jeugd om naar het strand te gaan. Oom en tante wisten wanneer de slagboom naar beneden ging en telkens als de trein langsreed, leek het huis in te storten. Bij aankomst dreunde hij in je oren en de vloer leek te koken, alsof hij onder onze voeten zou openscheuren. Als de trein vlakbij was en langs het huis reed, trilden de ramen, dan vond er een soort van aardbeving plaats. De plek waar je hem het eerst kon horen was in de slaapkamer. Daarna ging het naar de badkamer, dan dacht ik dat hij de muren zou neerhalen en de vloerbedekking en al het resterende zou slopen. Elke keer geloofde ik dat echt.

Het huis had een tuin die aan één kant werd begrensd door een stapelmuurtje. Oom had een stuk grond afgegraven om er planten te kweken. Er waren veel vetplanten bij, maar het muurtje was begroeid met klimop. Het was een laag muurtje, aan de andere kant liepen de eindeloze treinsporen. Die plakten echt tegen ons aan, net als het grind en het onkruid.

Als de trein langsreed was dat een ritueel, ik hield telkens mijn adem in omdat ik echt geloofde dat we het niet zouden overleven. Maar hij trok zich van ons niets aan. Wat mij intrigeerde, vooral ’s nachts, was de gedachte aan het station en wat er zich misschien wel onder de sporen bevond. De trein kon alles vermorzelen en mij intrigeerde de gedachte aan wat zich daarbuiten afspeelde en hoe de duisternis verschoof. Buiten was er geen enkele beschutting en alle dingen kregen met de trein te maken. Ik maakte me zorgen om ze en bedacht wat er kon gebeuren als niemand keek.


*


’s Zomers, als de zon begon te zakken, zaten we op de stoep aan de overkant, op de roestige treden bij een grote, boogvormige deur. De deur was diepbruin, een kleur die op aarde leek, en in het midden zat een leeuwenkop in reliëf. We wisten niet wie er achter die deur woonde, en we hebben hem ook nooit zien opengaan. Tot ’s avonds bleven we op die roestige treden zitten. Onder onze handen bleef het roest vastkleven in zwarte vierkantjes, dus wreven we die eraf en zo voelden we ons belangrijk.

Rondom bleven alle huisdeuren open staan en onze moeder, die in de koelte zat, hield ons in de gaten.


*


Het was voor etenstijd en er hing een zomerse stilte, van tijd tot tijd liet een vogel van zich horen, misschien waren het uilen. Wat verderop, op de rijksweg, reden enkele zeldzame auto’s langs. Mijn moeder en ik wachtten op mijn vader. Zij zat in een strandstoel onder het afdak. Ze droeg een bloemenjurk en at een komkommer. Ze stond op en schikte de stoelen rond de tafel, begon te koken. Ze haalde wat vlees uit de diepvries en spoelde een paar blaadjes sla schoon. Af en toe keek ze naar de poort. De poort van ons huis is van smeedijzer en groen geverfd. Hij is te hoog om er overheen te klimmen en het is een elektrische poort die met één druk op de afstandsbediening in gang wordt gezet. We weten dat er iemand is als we de koplampen door de mazen zien schijnen.

De lucht was gevuld met zingende krekels, ik kan ze nog steeds horen. Het open veld, wat verderop, lag er stil bij. Mijn moeder zette de televisie aan. Ze zei geen woord en ik volgde haar. Zo nu en dan liep ze naar het begin van de oprijlaan en wachtte. Dan kwam ze weer terug en ging verder met haar beslommeringen. Ook ik ging naar buiten en wachtte.

Ik weet niet hoe lang we dat hebben volgehouden. We zeiden geen woord tegen elkaar, en op de achtergrond bleef de televisie maar doorratelen. Zij wierp er een blik op, pikte een grapje mee en draaide zich vervolgens om. Die avond was de stilte vlakbij, het leek wel het einde van iets. Uit de pannen steeg de geur op van rood vlees en de hete damp verspreidde zich door de lucht. Mijn moeder draaide het vuur eerst lager en ten slotte uit en hield het hek in de gaten. Ik hield háár in de gaten.

Het was toen dat ik het heb gezien. Ik zag het in de weide, verscholen tussen de pijnbomen, het was vlakbij. Mijn moeder bleef maar af en aan lopen tussen de tafel en de pannen op het vuur, en wellicht merkte ze het niet op. Ik zei haar niets, uit angst dat ze zich een beroerte zou schrikken, maar ik hoopte dat het zou blijven waar het was en dat mijn vader thuis zou komen. Ik verroerde me niet, maar ik voelde het binnenkomen. Lawaai maken om het weg te jagen zou niets hebben uitgehaald. Ik wist dat het er was en dat het haar kapot wou maken. Ik weet niet hoe lang het haar heeft gevolgd, het kan een half uur zijn geweest of minder, misschien langer. Het bekeek haar kleren en toen haar haar, en alles wat deel van haar uitmaakte. De stemmen op de televisie bleven maar doorratelen. De krekels in het open veld werden steeds hardnekkiger. De lucht was donker en het was zomer maar je stierf niet van de hitte. Mijn moeder hield onze gesloten poort in de gaten.

Wellicht heeft zij het niet opgemerkt, maar ik blijf geloven dat we die avond niet alleen waren. Ik weet niet wat ik dacht gezien te hebben in de weide, echt vlak bij ons. Wat ik zou willen weten – uit mijn diepste zelf – is of zij het ook heeft beseft, of zij heeft gemerkt dat we niet alleen waren. Voor mij was het zonder twijfel vlakbij en kwam het ons halen. Die avond ben ik bang geweest dat het echt naar ons op zoek was en dat het niet met lege handen zou zijn vertrokken.

Toen, plotseling, is het verdwenen. Het heeft ergens vandaan moeten komen en iemand moet het hebben gestuurd. Het punt is dat het, als het gewild zou hebben, had kunnen blijven.

Een paar avonden later keerde ik met wat vriendinnen terug van een feest. Het was al nacht en de auto’s scheurden over de rijksweg. We voelden hoe de onze zich verplaatste als ze ons inhaalden. Onderweg waren er zwaailichten. Iemand gebaarde dat we moesten vertragen en uitwijken naar de tegenoverliggende rijstrook. Heel even heb ik het opnieuw gezien. We reden langs een opengereten auto. De motorkap was verkreukeld, net een leeg tomatenblik, en er was politie en een ziekenwagen. Ik weet niet of er gewonden waren gevallen en of er bloed was gevloeid, maar iets doet me geloven van wel. Terwijl we er langzaam langsreden en in die auto keken, viel tussen ons een stilte, het leek wel het einde van een veldslag. Mijn vriendin aan het stuur begon te zeggen dat we geboft hadden, ‘een ogenblik eerder, en dat hadden wij kunnen zijn’, bleef ze maar herhalen. Die nacht was de weg echt donker, en ik wist dat het ons opnieuw had gespaard.

More by Sandra Verhulst

Synopsis

Synopsis Het verhaal waaraan ik ben begonnen, kan deel uitmaken van een bundel kortverhalen (over verschillende, onderling verbonden personages), of het kan worden verwerkt in een jongerenroman. We bevinden ons in de nabije toekomst, en in een chatroom voor bezorgde ouders regent het paniekreacties en schandalen, die aan de lopende band losbarsten in een besloten gemeenschap, ogenschijnlijk oplettend en rechtvaardig is, maar die in werkelijkheid bol staat van de afgunst en het egocentrisme. Wat sterk naar voren komt naarmate gekibbel, leugens, aanstellerij en kleinzielige machtsspelletjes e...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Arianna Giorgia Bonazzi

Jericho

Deel I – De ranch I De ranch, zo noemden ze hem, verhief zich eenzaam op een hoogvlakte, op de top van een lage heuvel. Het was een boerderij van twee verdiepingen, een houten bouwwerk, lang, smal en rechthoekig. Door het grote raam van de bovenverdieping keek Jens, vanuit de schommelstoel in de gang, naar het land, dat zich uitstrekte tot aan de overkant van de rivier. Zijn kleine, zwarte ogen stonden geen moment stil, speurden de in het duister gehulde horizon af, gespitst op elk verdacht detail. Elia en Natan zaten naast hem op de grond en speelden met verroeste speelgoedautootjes. J...
Written in NL by Sandra Verhulst

Gevangeniswoordenboek

Dit gevangeniswoordenboek bevat woorden en verhalen van mannelijke gevangenen uit afdeling V, blok C, van de Lorusso e Cutugno-gevangenis in Turijn, bestemd voor de ‘kwetsbare gedetineerden’. Het is ontstaan uit een schrijfatelier dat twee jaar lang binnen de muren van de gevangenis werd gehouden. Wij weten allemaal wat we bedoelen met ‘huis’, ‘winter’, ‘liefde’, en die betekenis ligt ook vast. Maar in de gevangenis verschuift de betekenis van woorden, en die verschuiving ontstaat door de ruimte; binnen bestaat alleen de binnenkant, en krijgen de woorden iets voorhistorisch. Daardoor lijkt he...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Sara Micello

(geen titel)

Sinds de kinderen waren geboren, of misschien wel sinds ik mij op sociale media begaf, of evengoed sinds ik vanwege mijn werk genoodzaakt was op een heldere en uitnodigende manier te communiceren, om dus aan bekende dingen te refereren in plaats van ze zelf te verzinnen, verdeelde ik mijn tijd in echte tijd, namelijk die waarover ik mezelf in mijn echte taal kon vertellen, en valse tijd, die waarin ik moest spreken in categorieën, binnen registers of door gedrag te imiteren. In romans las ik van vastberaden en wilskrachtige mannen die om vier uur ’s ochtends opstonden, een koude douche namen...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Arianna Giorgia Bonazzi

Op weg naar huis

Terwijl ze in de auto op weg naar huis de stad uit rijden, probeert hij de boel te relativeren door te stellen dat dit een van die onmogelijke situaties was, die hij Wat-zou-jij-doen-als noemt. Zij knikt. ‘Dat soort situaties zijn niet jouw sterkste kant,’ merkt ze op. ‘Wat wil je daarmee zeggen? Meer dan dat had ik verdomme toch niet kunnen doen?’ ‘Niet vloeken. Matteo herhaalt alles wat je zegt.’ Alice werpt een blik over haar schouder. Matteo ligt uitgeteld in zijn stoeltje. ‘Ga je me nog vertellen wat ik verkeerd heb gedaan?’ vraagt hij na een poosje. ‘Davide, je bent compleet doo...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Fabrizio Allione

Jericho

Deel I – De ranch  I De ranch, zo noemden ze hem, verhief zich eenzaam op een hoogvlakte, op de top van een lage heuvel. Het was een boerderij van twee verdiepingen, een houten bouwwerk, lang, smal en rechthoekig.      Door het grote raam van de bovenverdieping keek Jens, vanuit de schommelstoel in de gang, naar het land, dat zich uitstrekte tot aan de overkant van de rivier. Zijn kleine, zwarte ogen stonden geen moment stil, speurden de in het duister gehulde horizon af, gespitst op elk verdacht detail. Elia en Natan zaten naast hem op de grond en speelden met verroeste speelgoedautootjes.  ...
Translated from IT to NL by Sandra Verhulst
Written in IT by Fabrizio Allione
More in NL

Schreeuwen als nooit tevoren

28 november 2020, een maand nadat het gepolitiseerde Constitutionele Hof abortus in Polen heeft verboden, schreef Magda Dropek, een van de organisatrices van de vrouwenprotesten in Krakau, op Facebook: ‘Gedurende de paar jaar dat ik acties op straat ondersteunde, wist ik één ding zeker: ik kan niet schreeuwen, scanderen, ik ben te chaotisch om doeltreffend en logisch te spreken, en daarom was ik altijd beter in het overbrengen van gedachten op papier/beeld, in schrijven, in stemloze communicatie. Tja, en mijn stem, ik heb een hekel aan mijn stem. ‘De laatste weken schreeuw ik als nooit tevore...
Translated from PL to NL by Charlotte Pothuizen
Written in PL by Aleksandra Lipczak

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Sonia steekt haar hand op

Hier zijn de mensen zeer achterdochtig. Maar of ze elders wel met open armen was ontvangen, dat zou Sonia niet durven zeggen. De mensen uit zíjn geboortestreek. Die tot het andere kamp behoren. In haar eigen omgeving kent ze geen stellen van eerdere generaties die vrienden en geen vijanden van elkaar zijn, zelfs als ze al een eeuwigheid samen zijn. Er zullen ook wel ergens paren zijn die voor het leven (en daarna) vrienden zijn, maar dat zijn er niet veel, dat zijn enorme mazzelaars en die zijn goed verstopt. En dan weet je, als jong iemand die om zich heen kijkt, vrijwel zeker dat jouw allerl...
Translated from RO to NL by Charlotte van Rooden
Written in RO by Lavinia Braniște

We hebben altijd in dit dorp gewoond

We zijn verveld. Dat zeg ik tegen mezelf in de spiegeling van het water dat in de trog staat. Er zijn geen koeien meer in het dorp, dus deze drenkbak is van ons, zoals bijna alles om ons heen. Van ons en van niemand. Nagelaten aan wie blijft en zich verzet. Mijn dochter, die stukjes dode bladeren en modder in haar haren heeft, klampt zich aan mijn lichaam vast als een klein dier. De kinderwagen hebben we al lang niet meer gebruikt omdat dat geen doen is op de stenen paden en mijn spieren hebben zich aangepast aan haar, aan haar gewicht en vorm, en hebben nieuwe, atletische, ondenkbare vormen a...
Translated from ES to NL by Joep Harmsen
Written in ES by Aixa De la Cruz Regúlez

Het communisme gezien door de allerkleinsten

Ik ben vier jaar oud en ben nooit hoger geweest dan de eerste verdieping. Ik  ben ervan overtuigd dat de blauwe slang van de leuning oneindig is, dat hij  hoger en hoger en hoger klimt, totdat hij door het geteerde dak van ons  flatgebouw heen breekt en onzichtbaar naar de hemel rijkt. Dat is een ge dachte die ik met niemand deel. Mijn angst warmt zich bij de vlam van deze gedachte.  De mensen dalen af van de hogere verdiepingen, aan de kant van  hemel, sommigen spreken op een fluistertoon met elkaar en ik versta niet  wat ze zeggen. Maar nooit heerst er stilzwijgen tussen hen. Nooit is er  st...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Andrei Crăciun

Sommige dingen veranderen nooit

Ik voelde nog geen angst voor je, daarom reikte mijn hand omhoog, de jouwe vragend te zakken. En dan ging je hand in dalende lijn, liftmuziek als warme doekjes, met aders als kronkelende slangen die altijd zwijgen, je beet op je nagels totdat ze krompen tot schelpjes, en daar zakte jouw hand om die van je zoon vast te nemen en we verstrengelden ze met onze wormen van vingers. Arme jij. Daarvoor droeg je me in je armen, neuriede je slaapliedjes midden in de nacht toen jij ook moest liggen ronken. Je veegde meer dan eens mijn billen af, raakte met je wormen mijn kak aan die me van ballast ontde...
Translated from PT to NL by Finne Anthonissen
Written in PT by Luis Brito