View Colofon
Original text "Flomaster" written in SR by Jasna Dimitrijević,
Other translations
Proofread

Roel Schuyt

Mentor

Vladimir Arsenijević

Editor

Stefanie Liebreks

Published in edition #2 2019-2023

De viltstift

Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Jasna Dimitrijević

Eerst zit Robert alleen op de bank, links van de vlek die Sven er een paar maanden geleden met een rode viltstift op heeft gemaakt. Hij vraagt me hoe het gaat, of de apotheken en de winkels open zijn, of ik alles heb wat ik nodig heb, of ik weet wat ik moet doen als er iets gebeurt. Het gaat goed, ze zijn open, ja dat heb ik ja, ik heb alles, er gaat niets gebeuren. Elke dag vraagt hij me hetzelfde, elke dag geef ik hem dezelfde antwoorden. Er valt hier na vijf uur ’s middags niets meer te beleven. Het hele punt van een lockdown is dat er niets gebeurt, wil ik eraan toevoegen, maar ik weet dat dat niet verstandig zou zijn. Robert zegt dat hij dorst heeft, hij haalt een glaasje water. Op straat zie je alleen de politie, een ambulance en een paar fietskoeriers. Al op de eerste dag had ik de app om spullen thuisbezorgd te krijgen gedownload, maar ik heb hem nog steeds niet gebruikt. Alles wat ik nodig heb koop ik voordat de winkels dichtgaan en dan sluit ik mezelf op in het appartement. Ik werk.
    Het grootste deel van de avond zit ik met Ana te corresponderen. We bespreken samen de problemen in de tekst, soms drinken we via Zoom een biertje. Ze zit in het zomerverblijf van haar vrienden en komt pas terug als de stad weer van het slot gaat. Ze nodigt me uit om met hen mee te gaan als ze hier weer boodschappen komen doen. In het bos is het beter, er is internet, wiet en genoeg ruimte voor iedereen. Ik wil er graag naartoe, alleen weet ik niet wat ik dan met Robert en de kinderen aan moet. Hij zou er vast en zeker bij betrokken willen worden, maar ik heb geen zin om nieuwe vriendschappen te sluiten met Robert erbij.
    De media hebben het alleen nog maar over de besmettingsaantallen, wat de ziekenhuizen nog aankunnen en een nieuwe, mondiale vorm van normaal, waardoor mijn eigen nieuwe normaal banaal aanvoelt. Ik raak langzaamaan vertrouwd met het uitzicht uit het raam van de kamer waar ik slaap, de stilte in de woonkamer, het merk van de melk die ik koop. Alsof ik in de huid van een van Ana’s personages ben gekropen en aan het onderzoeken ben waar dit verhaal op uit gaat draaien. Het appartement waarin ik een maand ga doorbrengen bevindt zich in zo’n socialistisch woonblok als er na de Tweede Wereldoorlog zo veel werden gebouwd. Op het vliegveld werd ik opgewacht door de voorzitter van de literaire organisatie waar ik een studiebeurs van krijg. Hij bracht me naar het appartement en hielp me met mijn koffers. We namen de lift naar de twaalfde verdieping en namen vervolgens de trap terug naar de elfde. Ik vroeg niet waarom. Ik volgde hem alsof hij mijn gids was: hier is de keuken, de slaapkamer, de woonkamer, de werkruimte. Zo op het eerste gezicht kon mijn nieuwe verblijfplaats overal ter wereld zijn. Een antracietkleurige Ektorp-bank, een mosterdgele Strandmon-fauteuil en een gammele witte Billy-boekenkast, gevuld met de literatuur van voorgaande bewoners, met boeken die ze hadden geschreven, vertaald of waren vergeten. Hij gaf me de sleutels en de wifi-code. Hij wenste me een goed verblijf, succes met mijn werk en vertrok toen weer. Ik probeerde me te herinneren wanneer ik voor het laatst alleen was geweest. En het zou nog dagen duren voordat ik doorkreeg of dat nou goed of slecht was. 
    Sven komt bezweet en vrolijk het beeld in gerend. Hij laat me een gekreukeld stuk papier zien met daarop een dinosauriër die mensen achtervolgt en gebouwen vernietigt. Hij houdt zijn tekening vlak voor de camera en mijn scherm kleurt geel van de glimlachende zon die achter de blauwe wolken opdoemt. ‘Waar is Margo?’ ‘Op haar kamer, ze zit te leren.’ Robert roept haar, maar ze kan niet komen, ze heeft morgen een toets, waarom laat hij haar niet met rust? Robert laat haar met rust en vraagt aan mij, voor het eerst zonder omwegen, wanneer ik weer naar huis kom. Hij denkt dat het voor iedereen het beste is als ik naar huis kom nu er nog vluchten zijn. ‘Denk je dat er vluchten geschrapt gaan worden?’ vraag ik, maar ik wacht het antwoord niet af. Ik heb dorst, en ik moet ook plassen.
    Dit is mijn eerste langere reis sinds de geboorte van Sven, de keren dat ik in het weekend naar mijn ouders ging niet meegerekend. Maar dan nam ik altijd een babysokje van Sven mee. Zijn geur, het katoen tegen mijn wang, Svens voetjes tegen mijn wijsvinger, het werkte als een placebo waarmee ik mezelf troostte als we van elkaar gescheiden waren. Dat had ik nooit met Margo gedaan. Tot Svens geboorte waren wij tweeën onafscheidelijk. En toen kwam ze in de puberteit, waardoor we nu amper nog met elkaar praten. Ik werk haar waarschijnlijk op de zenuwen, net zoals ik volledig uit het lood geslagen word als Robert van me verwacht dat ik hem gewenste antwoorden geef, zijn liefde voor bergwandelingen deel, me realiseer dat Sven geen baby meer is of de ‘intellectuele nieuwsgierigheid’ toon die hem zo aantrok in mij toen we elkaar leerden kennen. Ik vind niet dat ik niet meer nieuwsgierig ben, in tegendeel, maar ik kan geen nietszeggende gesprekken meer voeren over onze ecologische voetafdruk, sociale ongelijkheid of filmproducenten die thema’s als onderdrukking exploiteren en er fabelachtige bedragen mee verdienen. Ik ben meer geïnteresseerd in de vraag waarom Margo er als een drag queen-beer bijloopt, maar daar wil zij weer niet over praten. Robert zegt dan dat die vraag zinloos is, omdat ze over een paar maanden toch weer een nieuwe bevlieging zal krijgen die ik en andere mensen misschien weer net zo zinloos zullen vinden, maar zij niet. 
    Als ze merkt dat ik niet meer aan gesprek meedoe, komt Margo haar kamer uit, zij het met lichte tegenzin, als voor straf. Ze draagt een pluche oversized trui, de capuchon verzwelgt haar hoofd, uit de mouwen steken alleen knaloranje nepnagels. Vanuit de opening van de wc-deur zie ik hoe ze op de bank gaat zitten, zo roerloos als in een stilstaand beeld, en ze knippert soms met haar lange, paarse wimpers. Sven ligt tussen hen in te kroelen, hij rekt zich uit als een kat, zijn hoofd ligt bij zijn zus op schoot, met zijn voet tikt hij tegen de schouder van Robert. Robert zwijgt en wacht tot ik terug ben. Hij duwt met zijn wijsvinger zijn bril recht. Ik kan de rode streep die het montuur op zijn neusbrug achterlaat niet zien, maar ik weet dat die er is. Om hem voor te zijn, vertel ik hoe mijn boek vordert.
    Pas nu de ruwe vertaling af is, begin ik Ana’s proza als een kunstwerk te beschouwen. Iedere tekst is voor mij een raadsel dat ik op verschillende niveaus probeer te ontrafelen, als een Lego-bouwwerkje dat ik eerst uit elkaar moet zien te halen en er iedere groef van moet bestuderen, de onderdelen van ieder element, om het zoveel mogelijk weer als het origineel in elkaar te zetten, gebruikmakend van net weer iets andere onderdelen. Ik had het geluk dat Ana het manuscript van instructies had voorzien, die ze als commentaren in het document had gezet. Bij Huis van de Gezondheid stond: niet vertalen als gezondheidscentrum, dokterspost etc. Huis van de Gezondheid, Huis van de Jeugd, Huis van de Vakbonden, Huis van de Brandweer. Bij werkonderbreking had ze gezet: geen staking. Bij de basisorganisatie voor coöperatieve arbeid luidde het commentaar: ik denk dat dit voor zich spreekt, maar laat het vooral weten als u uitleg nodig heeft. ‘Jullie hadden tijdens het socialisme heel wat huizen,’ zet ik in het document. Ik zet er een smiley bij en verwacht er geen antwoord op. Maar Ana komt er tijdens een van onze nachtelijke gesprekken toch op terug. Ik voel een onrust opborrelen, alsof er een uitputtende strijd over standpunten en definities dreigt los te barsten, zoals ik dat met Robert gewend ben. Dat begint allemaal als ik daar het minst op bedacht ben: als we theedrinken, als we hardlopen of terwijl we de was uit de wasmachine in de droger laden. In het begin neem ik actief deel aan het gesprek, maar dan zeg ik maar ja tot Robert klaar is. ‘Misschien denk jij dat dat land enkel in zo’n verzameling onbestaande begrippen voortleeft,’ zegt Ana, ‘maar dat kan ik je niet kwalijk nemen. Andermans leven, andermans verleden, andermans realiteit. Wat me bedroeft, is dat er zo ontstellend veel mensen die er woonden over de inrichting van de maatschappij praten alsof het om een opeenvolging van weersomstandigheden gaat: eerst was er regen, nu sneeuw, morgen wind. Of, nog erger, alsof Joegoslavië net als dat verrekte Atlantis door de zee is verslonden, of misschien niet eens heeft bestaan; alsof het niet meer is dan een mythe, een onverifieerbaar verhaal waar iedereen zijn eigen draai aan kan geven. Of het in zijn geheel kan negeren.’ Daarna sprak Ana over de gezondheidszorg, het vrouwenkiesrecht uit ’45, de arbeiderswoningen en de beschikbaar gestelde vakantieoorden, het gratis onderwijs, terwijl ik maar aan Atlantis bleef denken. Op momenten van machteloosheid, die kort maar hevig zijn, wanneer ik denk dat ik Robert met geen mogelijkheid kan laten zwijgen, Margo kan laten praten, ervoor kan zorgen dat Sven ophoudt zo belachelijk snel te groeien, fantaseerde ik erover hoe het zou zijn om simpelweg te verdwijnen, op te staan en weg te gaan, zodat ze zich zouden afvragen waar Silvija is gebleven, maar dat niemand daar een antwoord op wist. En, nu ik toch zeker voor een poosje ben verdwenen, schaam ik me.
    ‘En weet je, ik zit eraan te denken om naar Ana te gaan, de schrijfster,’ zeg ik terwijl ik weer achter de laptop plaatsneem, ‘even de stad uit, ik weet niet precies waar. Daar zijn we op onszelf en toch vrij, alsof er niets aan de hand is.’ Sven is stoeierig, wat ik zojuist heb gezegd maakt op hem geen indruk, ik had net zo goed kunnen zeggen dat ik nooit meer terugkom. ‘De werkomstandigheden zouden er veel beter voor ons zijn,’ zeg ik, in een poging om mijn beslissing om pas aan het eind van de maand terug te gaan te onderbouwen, ook al hadden we dat aan het begin van het jaar zo afgesproken. Robert schudt zijn hoofd en legt zijn tot vuisten gebalde handen op zijn knieën. Hij draait zich om naar Margo, maar zij zit naar haar nagels te staren, alsof ze die op de golven laat meedeinen. ‘Geloof jij het?’ Robert is verrast en enigszins boos omdat hij zich niet meer op de pandemie kan beroepen. Margo kijkt hem aan. ‘Ja, ik wel,’ zegt ze. Dan richt ze zich tot mij: ‘Ik wil nu gaan, het begint ongemakkelijk te worden, en ik denk dat het nog wel even kan duren. Kom, Sven, mama heeft iets belangrijks met papa te bespreken, niets voor kinderen, hup-hup.’ En hij gaat met haar mee, als een gehoorzaam speelgoedje, en volkomen beschermd in zijn naïeve overtuiging dat er niets akeligs kan gebeuren pakt hij de hand van zijn zus vast en begint haar te vertellen dat dinosauriërs de sterkste dieren op aarde waren omdat ze niet meer bestaan. 
    Tegelijk met hen verdwijnt voor ons iedere mogelijkheid om terug in de huid van volwassen, hoogopgeleide mensen te kruipen, die bezorgd zijn om de aarde en de samenleving, bereid diversiteit te accepteren, in staat zijn om conflicten zonder geweld op te lossen en bereid zijn grenzen te verleggen en de behoeftes van anderen te begrijpen. Robert en ik zitten, zo sterk als dinosauriërs, tegenover elkaar, eindelijk verenigd in stilte. Hij staart naar zijn eigen foto onder in de hoek van het scherm, ik kijk naar mijn plek naast hem op de lichtgroene bank, waar Sven een paar maanden geleden met zijn viltstift een vlek heeft gemaakt.

More by Pavle Trkulja

24

Deze tekst bestaat uit hoofdstuk 17 en 18 van 24, uitgegeven door Partizanska knjiga in 2018. 22.12.2014 Diario de Vida  Het onwerkelijke karakter van Plaza de España wordt veroorzaakt doordat deze de grandeur weerspiegelt van een vroegere beschaving die in de moderne tijd zijn betekenis heeft verloren. Wat moet een koloniale grootmacht met zo’n groot plein, pompeus gerangschikt op verschillende Spaanse provincies en ingericht voor ceremonies uit het verleden? Koetsen reden rondjes om de fontein, een goedkope manier voor toeristen om zich even van adel te wanen. Gelukkig zijn er hier tenmin...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Marija Pavlović

Een gelukkig einde

Ik werd wakker van de regen. Hij had zich met mijn droom vermengd, waardoor ik in eerste instantie niet wist uit welke wereld hij kwam. Ik zwom in de eindeloosheid van de Stille Oceaan. Ik weet dat het de Stille Oceaan was, ik herkende hem van tv-programma’s. Ik zwom door zijn turquoise en kristal. Zo zeggen ze dat in die reportages, turquoise en kristal. Langs mijn heupen zwierden de sierkralen om mijn badpak mee vast te knopen. Ik herkende het van de foto. Mijn eerste badpak, voor kinderen. De hemel had de gordijnen al dichtgedaan, terwijl ik nog bezig was de knoop los te krijgen. Dikke drup...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Jasna Dimitrijević

Vogels vliegen niet over buitenwijken

Deze tekst is afkomstig uit de verhalenbundel Skorosmrtnica, uitgegeven door Geo poetika in 2021. Uit de cyclus ‘Vogels vliegen niet over buitenwijken’ Ieder cultureel centrum in iedere kleinere plaats is veranderd in een winkel waar op de stoep drie of vier mannen in Adibas-slippers aan hun pilsjes lurken. De een zegt politici zijn eikels, de ander gooit er een scheldwoord doorheen, de derde spuugt en de vierde, als die er al is, drukt zachtjes tegen het plaatstalen uiteinde van wat ooit een dakgoot was. Jovan Vokanović, de enige zoon uit een groot huishouden in Demirovac, bijna universita...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Ana Marija Grbic

Ik was het nooit, Maar ben het nu wel. Gevoelig voor elke Weersverandering.

De wind blies de sneeuw eerst, aan de ene kant van het kanaal, in je gezicht, en dan, nadat je de brug over was gegaan, in de rug, wat het hele proces ietwat aangenamer maakte. Als je in die richting liep, kon je het landschap makkelijker bekijken, zonder je ogen toe te hoeven knijpen. Het kanaal was nog niet helemaal bevroren, maar over een paar dagen wel. Dat was zo goed als zeker. Eerst leek het wel gezichtsbedrog, maar algauw werd duidelijk dat een zwaan zich door de halfbevroren oppervlakte probeerde te worstelen, in het midden van het kanaal.      Hij laat al ploeterend een spoor achter,...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Marija Pavlović
More in NL

Communie

‘Zou het hier zijn?’  ‘Dit is het adres op het briefje, komt het je niet bekend voor?’ ‘In mijn herinnering is dit een stuk braakland. We hadden meer  gehad aan de naam van het restaurant.’  ‘Ze heeft het je gegeven toen ze belde.’  ‘Het moet hier zijn. Er staan een hoop auto’s,’ antwoordde ik, ter wijl ik al richting aangaf om te parkeren.  ‘Bel je zus even, dan weten we het zeker.’  ‘Ik heb het niet opgeschreven omdat ik dacht dat we niet zouden  gaan. Ik ken dat kind niet eens.’  ‘Het is attent van ze dat ze ons hebben uitgenodigd. Misschien is  het wel een goed moment voor jou om… Je weet ...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Roberto Osa

Het dilemma van de bruine paraplu Eerste deur rechts Niets

Er was eens een keer, in de werkelijkheid, een bruine paraplu gevonden.  Het was een van die grote paraplu’s die ruimte biedt aan twee mensen, en  hij had een houten handvat. Hij verbleef in een ijssalon, in een stoffig  hoekje. Erin huisde een stel langpootspinnen. Op een avond… – het was  een zomeravond – opende de paraplu zijn ogen en zei: ‘Ik vertrek.’ Het  probleem was dat de bruine paraplu geen benen had en nergens in zijn  eentje naartoe kon. Iemand moest hem meenemen.  De volgende ochtend opende Carl zijn winkel zoals altijd en pos teerde zich achter de toonbank, in afwachting van klan...
Translated from RO to NL by Jan Willem Bos
Written in RO by Anna Kalimar

Verwrongen

Die avond riep hij me, en het zag er niet naar uit dat hij zou stoppen. ‘Mama. Mama!’  Dat bracht hij uit tegen mij en tegen zijn kamertje, terwijl hij zich  opkrulde in een wassen duisternis vol speelgoed (zijn enige bezit). Hij riep  me opnieuw, dit keer veel harder, en ik wendde mijn blik af en streek langs  de onderkant van mijn whiskyglas, tot de condens op het topje van mijn  vinger gleed.  Het woord zat sinds zijn babytijd stevig in zijn brein genesteld. Roerloos staarde ik naar de onveranderlijke, iriserende vorm van de  druppel. Het was geen misdrijf om hem te leren wat kou was, om di...
Translated from ES to NL by Heleen Oomen
Written in ES by Matías Candeira

Dagboek

21 augustus  Mijn naam is Erik Tlomm en dit is mijn dagboek. Het schrijven is me aanbevolen door mijn psychiater, blijkbaar om het herstel te bevorderen. Maar tot wie moet ik me eigenlijk richten? Tot hem? Tot mijn vrouw Lina? Hij zal mijn notities toch niet aan haar laten zien? Op mijn twijfels reageerde hij met: ‘Richt u maar tot uzelf.’ Ik heb dus een lederen notitieblokje gekocht en heb me achter mijn bureau gezet om een dagboek te schrijven, maar ik kan me niet onttrekken aan het vreemde gevoel dat ik nog voor iemand anders schrijf – maar voor wie dan?  22 augustus  Laat me mijn eerste d...
Translated from SL to NL by Staša Pavlović
Written in SL by Mirt Komel

Barbaren in het Romeinse Rijk

Waarom kwam het Romeinse Rijk ten val? Over die vraag breken wij  Europeanen ons al sinds het begin van onze geschiedenis het hoofd, waar bij we vaak ook reflecteren (soms expliciet, soms stilzwijgend) over de ge volgen van die gebeurtenis uit het verre verleden op ons heden. We waren  onder de indruk van de monumentale overblijfselen van het oude Rome,  groeiden op met de immateriële erfenis ervan, bewonderden de economi sche, technologische en culturele verworvenheden van het Romeinse Rijk;  en we vroegen ons af hoe de westerse beschaving geëvolueerd zou zijn als de  ineenstorting van dat Ri...
Translated from IT to NL by Lies Lavrijsen
Written in IT by Fabio Guidetti

Maar het huis woont nog in mij

Een doop. Een nieuw begin. Over mijn schouders een zwarte cape, als een  ceremonieel gewaad. Ze neemt mijn hoofd vast en kantelt het voorzichtig  naar achteren. Het water voelt veel zachter dan het water in mijn douche thuis. Haar vingertoppen masseren mijn hoofdhuid. Mijn hoofd. Dit  hoofd van mij. Dit hoofd waar ik maar niet buiten kan. Dit zware hoofd.  Dit hoofd dat zich aandient. Dit hoofd waarin gedachtes. Altijd onaange kondigde gedachtes. Nooit afwikkelende gedachtes. Ik sluit mijn ogen en  probeer me in te beelden dat ze met mijn hoofd ook mijn gedachtes mas seert, alsof ze met de dru...
Written in NL by Maud Vanhauwaert