View Colofon
Original text "Finalmente tens um quarto só para ti" written in PT by João Valente,
Other translations
Published in edition #1 2017-2019

Eindelijk heb je een kamer voor jezelf

Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by João Valente

Ik zit ongemakkelijk, maar ik durf niet te bewegen omdat ik je niet wakker  wil maken. De zeurende pijn bedaart als ik mijn rug recht. Ik zit half op de  rand van het bed en laat het matras helemaal voor jou. Nu je in een diepe  slaap bent gevallen, kan ik je eindelijk zachtjes door je haar strelen. Je vindt  het maar niks als ik dat doe als je wakker bent. 
Op de bank haalde ik de schade in. Wanneer je bijna in slaap viel, in  slaap gewiegd door een dag vol rennen en spelen, zette ik je voor een teken film. Dan bleef ik je door je haren woelen. Mijn liefkozingen liet je toe  omdat je half buiten westen was. Je bleef liggen en duimde luidruchtig. Ik  weet dat het verkeerd is. Ik dwong je tv te kijken als je moe was zodat ik je  vol liefde kon stoppen. Zodat ik me beter kon voelen. 
Nu, terwijl je slaapt, draai ik je krullen om mijn vingers. Vandaag  blijf ik bij jou. Ik heb je al vaak genoeg niet op de eerste plaats gezet. Ik  moest werken, de mail kijken, Twitter, Facebook, het huis opruimen, de  afwas doen, koken, vakanties boeken, voetbal kijken, naar de sportschool,  mijn baard scheren, met vrienden uit eten, met mama uit eten, dat filmpje  van de-kerel-die-van-zijn-motor-viel kijken, de krant lezen, dat boek lezen,  dat tijdschrift, berichten, mijn telefoon opladen, de was doen, tanken, geld  storten, geld opnemen, rekeningen betalen, een biertje drinken, een film  kijken, gitaar spelen, de gordijnroede ophangen. En na dat alles zat je nog  op mij te wachten. 
Eindelijk heb je een kamer voor jezelf. Je hoeft hem niet meer met je  broertje te delen. En hij is blauw. Je wilde altijd al een blauwe kamer. Met  een tv. Eigenlijk ben ik tegen tv’s in de slaapkamer, maar voor deze keer zag  ik het door de vingers. Heb je al gezien hoe goed alles is opgeruimd? Alles  op zijn plek: schoon, opgevouwen, opgeruimd. Een wereld van verschil met de varkensstal waar jullie sliepen. Op sommige dagen kon je de vloer  niet eens zien, bedolven onder het speelgoed, spelletjes, boeken en kleren. 
Weet je nog toen we op vakantie waren en we zo’n ballenautomaat  tegenkwamen? Zo een waar je een muntje in doet en waar vervolgens een  plastic bal met daarin een speeltje uitrolt? We aten pizza met ijs na. Aan het  eind van de avond wees je naar de automaat: ‘Doe er een muntje in, papa.’  Toen ik nee zei begon je te schreeuwen en barstte je in tranen uit. Je ging op de grond liggen slaan en schoppen, en ik schaamde me. De mensen keken  me aan. Sommigen bekritiseerden mijn krenterigheid, anderen vonden dat  ik je niet goed had opgevoed. En dat wist je. De minachtende blik van toe risten gaf je brandstof voor je poppenkast. Die avond hield ik stand. Na  een tijdje was de driftbui niet meer om de automaat. Maar gewoon zomaar, en uit moeheid en gekrenkte trots. Je keerde terug naar het hotel, met lege  handen over de grond meegesleurd. Achter ons ontstond een spoor van  snot en tranen. Snikkend dommelde je in. De slaap sloot vrede tussen ons.

Wist je dat ik, onder het mom van vaderlijke opvoeding, een verach telijk plezier voelde jou dat geluk te ontzeggen? Je kreeg alles van me. Ik  maakte een eind aan je vragen door toe te geven. Mijn afwezigheid com penseerde ik door je met cadeaus te overladen. Jou je zin niet geven was een  manier om je te zeggen dat alles anders zou worden. Dat je met mij mocht spelen. 
Je beweegt… Heb je ergens pijn? Ik streel je haren, strijk met mijn  vinger over je voorhoofd en neus. Je wordt weer rustig en slaapt door. Het  was geen pijn. Alleen een nare droom. Wees niet bang, papa is bij je. Ik laat  geen monsters in je kamer en ik laat ze je al helemaal niks aandoen. Ik moet  elke dag met mijn monsters leven. Sinds je broertje en jij zijn geboren, leef  ik in angst. Ik ben bang voor wat jullie kan overkomen: ziektes, ongeluk ken, dat jullie niet meer van me houden, dat het leven ons uit elkaar drijft  of dat jullie ongelukkig zijn. En dan is er nog altijd de vraag die ik nooit  over mijn lippen krijg: wat zou er met me gebeuren als ik je zou kwijtraken?  Elke glimlach van jou drukt als een zware last op mijn schouders. Elk ge lukzalig moment geeft me een bitterzoete smaak in de mond, omdat ik  besef dat ik de bron van mijn geluk zou kunnen verliezen. Het leven zou  draaglijker zijn als ik je nooit had leren kennen. Dan zou het gewoon zijn  gangetje zijn gegaan. Alsof het zo had moeten zijn. Maar nu ik je ken, kan  ik je niet negeren. Vaderliefde is de ergste straf die ons kan worden toebe deeld. Eeuwig en oneindig, het is ondraaglijk. Te intens om te verduren. Te  simpel om te begrijpen. Toen jij geboren werd, stierf ik. Mijn dromen,  mijn verlangens, mijn plannen, mijn leven: alles weg. Nu kan ik niet meer  terug. Terwijl ik de pijn in mijn rug vrijwillig verdoofde zodat je onge stoord kon blijven liggen, ben ik vergeten wie ik was voor jouw komst. 
Paniek teert op onmacht. Zo voelde ik me in het ziekenhuis, maan denlang. Met hoge koorts werd je opgenomen. Je werd aan een trits onder zoeken onderworpen zonder dat ze konden achterhalen wat je mankeerde.  De eerste uitslagen beurden me op. Ik haalde opgelucht adem bij elke  ziekte die kon worden uitgesloten. Maar aan het einde van de dag wenste ik  dat je iets mankeerde. Niet weten waaraan je leed kon een zeldzame of ern stige diagnose betekenen. Of allebei. Hoe meer ik wilde weten wat je had,  hoe meer de arts bleef benadrukken wat je niet had omdat een of ander  stofje zijn profetische missie niet had volbracht. De ouders die ik tegen kwam in de gangen van de kinderafdeling glimlachten uit solidariteit. Ik  glimlachte terug. 
’s Avonds wordt er in het ziekenhuis geen onderzoek gedaan. Ze  staan erop dat patiënten hun rust krijgen. Die keer sliep je moeder bij je. Je  koorts was gezakt, je mocht eten en kreeg speelgoed. Ik ging terug naar huis  en stopte je broertje in bed. In mij woedde een angst waardoor ik de hele  nacht rusteloos door de gang ijsbeerde. Ik probeerde niet naar je foto’s en speelgoed te kijken. Vader zijn is een constante spanning tussen tegenge stelde en onverenigbare begrippen. Aan de ene kant wil ik dat je een lang  en gelukkig leven leidt. Aan de andere kant weet ik dat welk bestaan dan  ook de dood als enige zekerheid heeft. De gedachte dat ‘geen ouder zijn  kind moet overleven’ is een onzinnige poging die tegenstrijdigheid te ver zachten. Je weet wat er gaat gebeuren, maar je maakt het liever niet mee.  Die wetenschap maakt me gek. Alsof ik het geluk jouw vader te zijn niet  
verdien, en ik vrees dat God of het universum of de statistieken dat op een  dag doorkrijgen. Hoe kan ik ervan genieten dat je hier bent als ik weet dat  je er op een dag niet meer zult zijn?  
De volgende dag werd ik wakker maar ik had geen oog dicht gedaan.  Op de automatische piloot zorgde ik voor je broertje en mezelf. Ik kwam  terug in het ziekenhuis en je onderging al een nieuwe trits onderzoeken.  Toen de arts terugkeerde, dertig minuten die wel dertig jaar leken later,  speelde hij met je en noemde je een bikkel. Hij legde ons uit dat je een zeld zame ontsteking had maar dat die met antibiotica te behandelen was. 
Vandaag, voor je in slaap viel, vroeg je om mama en je broertje. ‘Ze  zijn er nu niet,’ antwoordde ik. Vanavond blijft papa bij je. Mama is bij je  broertje. We wisselen af. Dat doen we voor jou. Ik vind het net zo moeilijk  als jij, maar zo is het goed. Mama houdt niet minder van je omdat ze nu bij  je broertje is en dat ik nu hier ben, de eerste nacht in deze kamer, wil niet  zeggen dat ik jou boven hen verkies. 
Wat zou jij je herinneren van die ene avond toen je midden in de  nacht wakker schrok van een nachtmerrie? Je riep om je moeder maar  mama was niet thuis, ze was op het werk en zou er pas de volgende dag weer  zijn. Die avond probeerde ik alles. Ik kuste je, knuffelde je, nam je op  schoot, wiegde je in bed en nam je mee naar de huiskamer. Het gehuil  groeide harder en woester. Je maakte je broertje wakker en op de een of  andere manier wist ik hem terug in bed te krijgen terwijl ik jou als een slan genmens in mijn armen hield. Je wilde mama. Je had mijn warmte, mijn  liefde, mijn stem, maar mij wilde je niet. Je moeder was ver weg, onbereik baar. Je moest het met mij doen. Beetje bij beetje drong het tot je door: het  oncontroleerbare gehuil maakte plaats voor een zacht gejammer, onder broken door langzaam wegebbend gekrijs. Typerend voor iemand die  merkt dat de slaap gaat winnen. Die kleine kreetjes deden me goed. Ik voelde me gewroken voor jouw afwijzing. Naarmate je oogleden zwaar  werden, kalmeerde ik en voelde de jaloezie van me afglijden. Ik legde je nog  niet in bed. Niet omdat je op schoot wilde blijven, maar omdat ik je nog  even in mijn armen wilde houden. 
Toen je grootouders jullie een enorme doos waskrijt gaven – om  jullie fantasie de vrije loop te laten – vergaten ze dat bij dit soort cadeaus  het aantal blanco vellen papier gelijk moet staan aan de beschikbare hoe veelheid verf, potlood of krijt. Helaas was het luttele aantal pagina’s in het  tekenblok dat erbij zat in een mum van tijd op, waardoor er in de doos nog  een hoop krijt overbleef. Als gevolg werd ik getrakteerd op een tekening  van betwistbare schoonheid op de witte muur in de gang. Dezelfde muur  die ik de weken daarvoor met zo veel moeite had gewit, op verzoek van  jullie moeder. Een klus met strenge voorschriften: ik moest alles ’s och tends schilderen zodat we daarna de ramen open konden gooien en de  verflucht tegen het eind van de dag was verdwenen. 
Veel lol hebben we er niet van gehad. Niet veel later leken de muren  in de gang op armen van een voetballer, vol ingewikkelde en in de wonder lijkste kleuren gekrabbelde tatoeages. Ik werd woest. Op jullie vanwege de  in de muur gegrifte figuren en op jullie moeder door de manier waarop ze  het voorval aanpakte. Ik was een middag kwijt met een teil water en een  
scheut bleekmiddel om de tekeningen te verwijderen, om erachter te  komen dat de sporen van het misdrijf onuitwisbaar waren. Zelfs na een  nieuwe verfbeurt met roller, blokkwast en twee lagen van de duurste verf  uit de doe-het-zelf-zaak. 
Het was een storm in een glas water. Zou je de tekeningen nog  kunnen zien op de muur in de gang? Misschien had ik ze moeten laten  zitten. Dan zou de muur wat meer karakter krijgen, minder onpersoonlijk  zijn. Een witte muur is een witte muur. Het kunstwerk dat jullie hadden  gemaakt was alleen van ons. En ik heb het geruïneerd. Misschien is het alle maal mijn schuld. Een muur hoeft niet wit te zijn. Hij mag zijn wat ik maar  wil. Of wat jullie willen. En een gang kan meer zijn dan een verbinding  tussen twee punten. Het kan een tijdelijk museum zijn over de levens die  erdoorheen trekken. 
Jij geeft me betekenis. Mijn leven is een landkaart waarop jij de coör dinaten bent. Hoe ver weg ik ook ben, door jou weet ik altijd waar ik me  bevind. Toen je broertje werd geboren, voelde ik geen breuk meer met het  verleden. Ik hou evenveel van jullie, maar ik wist inmiddels waar ik aan toe  was. 
Ik kwam erachter dat ik omgeven word door ouderschapsspecialis ten die uitstekende assistent-trainers op de bank zouden zijn. Ze hebben  het bij een of twee kinderen gehouden, maar lijken hun vak uitstekend te  verstaan. Alsof ze gerenommeerde culinair recensenten zijn omdat ze twee  gerechten weten te bereiden. Anderen, zonder ooit in hun leven te hebben  gekookt, legden me tot in den treure uit wat ik wel en niet moest doen.  Voor jullie bestwil zijn – of waren – je moeder en ik een trots stel. Zonder  dat we ons iets aantrokken van wat ze zeiden, kozen wij ervoor op het oog  af te gaan. Soms tastten we in het duister. Ik las alle bestsellers over opvoe ding alsof het romans waren en begreep dat het verhaal in elk boek altijd  hetzelfde was: je zult opgroeien met uitdagingen en ondervragingen tot je een gelukkig mens zult zijn. Hoewel ik niet tot ereouder ben benoemd, heb  ik het er toch redelijk van afgebracht. Het is niet onvermijdelijk dat jullie  tot randfiguren uitgroeien, en jullie hebben een redelijk gelukkige jeugd  gehad. 
Ik wilde dat we met zijn viertjes thuis waren. Rond deze tijd hadden  we jullie al in bed gelegd en een verhaaltje voorgelezen. Alleen nog een  kusje voor het slapengaan. Waar is een kamer voor jezelf goed voor als we  alleen zijn? Ik weet niet wat ik moet doen. Er is geen verstopte chip, zesde  zintuig of intuïtie waar ik wat aan heb. Het voelt alsof ik heb gefaald. Als  echtgenoot en als vader. Een familie haal je niet uit elkaar. Ik zou de avond  niet hier moeten doorbrengen, half op het bed om je maar niet wakker te  maken, zo ver van je moeder vandaan. Het is niet mijn schuld dat dit is ge beurd. Het is niemands schuld. Maar het is wel mijn schuld wat er níet is  gebeurd. Wat ik niet heb gedaan, de keren dat ik er niet was, dat ik je niet  heb laten lachen, de liefde die ik je moeder niet heb gegeven, het rolmodel  dat ik niet was, de prioriteiten die ik verkeerd heb gelegd. 
Ik stond op zonder dat je het merkte. Langzaam, terwijl ik op het matras  drukte zodat het niet omhoog zou springen door het verplaatsen van ge wicht. Ik wilde je niet alleen laten, maar de blaas kent geen pardon.  Eigenlijk liet ik je ook niet alleen. Het toilet ligt pal naast je kamer. Terwijl  ik mijn handen waste, hoorde ik iets op de gang. Ik deed de deur open en  zag een medisch team over jou heen gebogen. De verpleegkundige wierp  me een verdrietige en wanhopige blik toe. De arts bewoog vliegensvlug en  had de hoofdrol in een krankzinnig ballet, vergezeld door de assistenten die  zich vastbeten in het leven dat uit jou wegtrok. Alleen ik bleef stil.  Onverschrokken. Zonder iets te kunnen doen. 
Ik wilde met jou van plek ruilen. Ik wilde dat ík uit het leven ver trok, in dat ziekenhuisbed. Dan kon jij vrij van ziekte door blijven leven,  opgroeien en lachen. Maar dat was me niet gegund. De artsen hadden me  gewaarschuwd. Dat ik me moest voorbereiden, maar pas toen begreep ik  hoe onbenullig dat advies was. Ik viel in de stoel die daar stond voor het  bezoek. Ik wachtte tot de artsen het opgaven. 
Ik ging weer op bed zitten. Uit respect voor mijn verdriet liet de arts  toe dat ik je in mijn armen nam en je nog eens, voor de laatste keer, op  schoot nam. Ik kon niet geloven dat je er niet meer was. Je lichaam was nog  warm. Op je gezicht lag een kleine glimlach, vredig. Het leek net alsof je  sliep. Eventjes, tot de arts zijn kalme, sterke hand op mijn schouder legde  en me terughaalde, dacht ik dat je sliep. Bij mij. Op schoot. Met je hele  leven voor je.

More by Anne Lopes Michielsen

Om je maar niet te zien

Je weet al dat ik de kinderen heb meegenomen, hun kleren, toilettas, kleine  porties biologisch eten verdeeld over vershoudbakjes in schreeuwerige  Benettonkleuren, hun boeken heb ik ook mee omdat ik Rogério ’s avonds  alleen in slaap krijg door hem voor te lezen, en zoals zo vaak schrikt hij dan  uren later wakker uit een nachtmerrie die zijn adamsappel verdrukt en  neem ik hem in mijn armen zoals ik jou in mijn armen nam, Marta, toen  we samen zo’n perfect nestje vormden dat we van boven gezien makkelijk  kon worden verward met die zwart-witte, Chinese symbolen waarin de on sterfelijkheid en...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão

Natalya

Zodra ik wist dat het probleem belastingontduiking was, belde ik mijn  boekhouder  hé, Zeferino, wat is dit nou, verdomme, zeg jij me ver domme wat dit is, je zei dat je alles onder controle had, dat ik de brieven  van de belasting gewoon kon negeren en dat jij alles zou regelen, wat is dit  verdomme,  en tegen Misé, die ik net twee dagen daarvoor een heel degelijke zir konium ring had gegeven,  we moeten de ring terugbrengen, prinsesje, ik leg het je  later allemaal uit  ik spoelde mijn maag met twee kalmeringstabletten en een halve fles  wodka, ging languit op de bank liggen en ik zette mijn...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão

De kleine schrijvers

Bijna alles wat die dag gebeurde, speelt zich hier af. Ik houd mijn wijsvin ger tegen mijn slaap. Vele jaren later, wanneer ik mijn zoon voor het eerst  meeneem om het ijs te ontdekken, denk ik aan alle gebeurtenissen van die  ene dag terug als ‘de executie’.  Er ging niemand dood. De mensen waren gevaarlijk, vooral de  kleine kinderen, die in de bomen hingen. Hun voeten bungelden – en de  ergste misdrijven zouden van de tongen uit het midden van de monden  komen.  Luisteren doet pijn, wandelen is een truc. Laten we wandelen. Zelfs kleine dictatortjes worden groot. Kinderen wonen samen met  hu...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by José Gardeazabal

De brug

Op alle treinstations hangt een klok. Eigenlijk wel meer dan een. Boven het  loket hangt de moederklok. Dan heb je nog de kleinere op de perrons. De  praktische, die je zo lui maken dat je je telefoon niet meer uit je zak haalt of  op je horloge kijkt. Kinderen worden gefascineerd door deze klokken.  Omdat de secondewijzer zonder te stoppen rondgaat, is dat de enige  manier om te zien hoe de tijd verstrijkt. Ze kijken hoe de secondewijzer  naar boven glijdt en dan, als hij bijna verticaal staat, gaat hun hart sneller  kloppen en worden hun ogen groot. Wanneer de kleine wijzer eindelijk een  sp...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by João Valente

Na het laatste avondmaal

Het zijn geweldige dagen geweest. Zo gaat dat, sterven, ik herinner me elke minuut. Alsof je op een reliëfkaart van het nu ligt. Ik lig op mijn rug zodat ik elke bergtop, elke vallei, alle vlakten kan voelen. Het leven gaat niet voorwaarts of achteruit, er is alleen nu, nu, nu. Na een tijdje doet het pijn op een heel specifieke plek, als een dolksteek, en ik schrik op net als toen de rechter me ter dood veroordeelde. Zo gaat dat, het gebeurt verschillende keren, maar een ervan is definitief. Voor je gevoel kan het einde lang duren, voor mij is het al gaande sinds het vonnis van de rechter op h...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by José Gardeazabal

De leerschool

Toen ik de eerste had gebouwd, dacht ik een meesterwerk te hebben geschapen. Zoals een schilder de laatste toetsen op het inaugurele canvas van zijn carrière aanbrengt, dat hij met dezelfde vurigheid zal verstoten waarmee hij het in eerste instantie heeft omarmd. Ik heb hem naar mijn evenbeeld en gelijkenis gemaakt en toen ik voor de eerste keer leven in zijn ogen zag, was het alsof ik in de spiegel keek. Alleen de asynchrone reflectie verraadde mijn vergissing. Ik had me niet ingehouden en hem aardig wat meegegeven: kracht, behendigheid, strijdlust, een buitengewoon strategisch inzicht. En to...
Translated from PT to NL by Anne Lopes Michielsen
Written in PT by Valério Romão
More in NL

24

Deze tekst bestaat uit hoofdstuk 17 en 18 van 24, uitgegeven door Partizanska knjiga in 2018. 22.12.2014 Diario de Vida  Het onwerkelijke karakter van Plaza de España wordt veroorzaakt doordat deze de grandeur weerspiegelt van een vroegere beschaving die in de moderne tijd zijn betekenis heeft verloren. Wat moet een koloniale grootmacht met zo’n groot plein, pompeus gerangschikt op verschillende Spaanse provincies en ingericht voor ceremonies uit het verleden? Koetsen reden rondjes om de fontein, een goedkope manier voor toeristen om zich even van adel te wanen. Gelukkig zijn er hier tenmin...
Translated from SR to NL by Pavle Trkulja
Written in SR by Marija Pavlović

Doodsmeisje

Stremming. Zelfmoord door verwurging is betrekkelijk zeldzaam. De strop wordt in de regel meerdere malen om de nek gewikkeld en soms bevindt zich eronder een zacht voorwerp. Door de prikkeling van de nervus vagus en het afknellen van de halsslagaders tijdens de wurging wordt de bloedstroom naar de hersenen belemmerd en worden de luchtwegen afgesloten. Maar gewoonlijk wordt niet het gehele strottenhoofd afgesloten en daarom duurt het overlijdensproces langer dan bij verstikking door ophanging, als het tenminste niet enkel blijft bij verlies van bewustzijn en het losraken van de strop. Zelfmo...
Translated from CZ to NL by Annette Manni
Written in CZ by Lucie Faulerová

Aantekeningen over het leven van Frances Donnell

Proloog In 1945 werd Frances Donnell, schrijfster en bekend vogelkweekster, geboren in de Verenigde Staten. In 1983 veinsde ze te zijn overleden aan lupus, de ziekte waardoor ze al sinds haar jeugd werd geteisterd. Maanden na haar gesimuleerde dood ontdekte men dat het slechts een verzinsel was geweest. Na kortstondige ophef, waarover te zijner tijd meer, speelde Frances’ leven zich enkele decennia af in de anonimiteit. We spreken inmiddels over de eenentwintigste eeuw, toen ze aankwam in Spanje, en het ergste van haar ziekte, die zich alleen maar verder had verspreid in haar lichaam, achter ...
Translated from ES to NL by Joep Harmsen
Written in ES by Adriana Murad Konings

Alle mensen worden broeders

Toen ik Andrei zag weglopen, begon ik van hem te houden. Ik zag zijn zwarte rugzak, die uitpuilde, hij droeg hem als een schild op zijn rug. Het was zo’n volle rugzak dat je wist dat hij niet onderweg was, hij ging nergens heen. Als hij zo de bergen was ingegaan, had de rugzak hem misschien wel achterover getrokken, de afgrond in. De ritsen van de rugzak waren verduurd, ze konden elk moment loslaten en openbarsten, en ik stelde me voor dat de rugzak zich zou openvouwen, als een airbag, een luchtkussen, steeds groter en groter, een parachute die hem naar boven trok en meevoerde naar waar hij mo...
Written in NL by Yelena Schmitz

De zon als hij valt

Op de ochtend van 11 juli 1978 vertrekt een vrachtwagen met een lading vloeibaar propeen in de richting van Barcelona. De vrachtwagen is afkom- stig uit een kleine stad in Catalonië en wordt bestuurd door een chauffeur met een dikke snor in het midden van zijn glimmende gezicht. Hij rijdt al twintig jaar voor hetzelfde bedrijf op dezelfde wagen en kent het wegennet van Spanje uit zijn hoofd. Om de tolwegen te omzeilen kiest hij altijd voor de wegen door het achterland.  Gastankjes zijn niet bedoeld om lang in de zon te staan en een enorme gastank beladen met vijfentwintig ton propeen, terwijl ...
Written in NL by Joost Oomen

Cathedra of hoe je slagroom maakt

Sommige mensen dromen niet wanneer ze vliegen. Ze zakken weg in hun kunstleren stoel, trekken de grijze fleecedeken tot vlak onder hun kin, zetten een koptelefoon op hun hoofd en laten het zachte gebrabbel van een film met Eddy Murphy hun oren binnenstromen. Ze slapen zelfs, maar niets in hen maakt beelden aan. Geen enkele gedroomde, wonderlijke ervaring weet hun hersenen (die gevangen in hun hoofden in het vliegtuig razendsnel vooruit bewegen) te vinden. Hun slaap is even plat en uitgestrekt als de bovenkant van de wolken. Anderen dromen in vliegtuigen juist heftig en veel. Ze woelen in hun ...
Written in NL by Joost Oomen